De Kempen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

[wpml_language_selector_widget ]

Herentals - Sint-Waldetrudiskerk

De voornaamste devoties
in dwarsbeuken Zuid

1. De kapel van het Heilig Sacrament (? – vóór 1633)

Bij grote gotische kerken is de zuidkant, de zonnekant bij uitstek, volgens de middeleeuwse gedachtengang de aangewezen ruimte om de devoties rond Jezus’ stralende liefde in onder te brengen: de devotie van het Heilig Kruis, van de Zoete Naam Jezus en later in de 19de eeuw die van het Heilig Hart. Omdat de middeleeuwse symboliek van de oriëntatie in de 16de eeuw nog nauwelijks van betekenis is, staan de altaren van het H. Kruis en van de Zoete Naam sinds hun heroprichting in 1584 tot ca. 1774 aan de noordkant. De belangrijkste in deze reeks, op het einde van de middeleeuwen en in de Contrareformatie is die van het Heilig Sacrament. Hiermee wordt concreet bedoeld het hostiebrood dat in de eucharistie­viering op gezag van Jezus geconsacreerd wordt tot ‘Zijn Lichaam’. Dit tastbare teken van Jezus’ aanwezigheid, ja, dit geestelijk voedsel van de Eucharistie wordt beschouwd als het voornaamste onder de 7 sacramenten, vandaar genoemd ‘het Allerheiligste (Sacrament)’ of vanuit het Latijn: het ‘Venerabel’, d.i. het eerbiedwaardige Sacrament. In Herentals is er in de zuiddwarsbeuk nog een spoor te vinden van een dergelijke verering, nl. de 15de-(of 16de-)eeuwse wandschildering Monstrans in tabernakel omgeven door enge­len. Deze is deels over een heiligenvoorstelling ge­schilderd die, rechts, nog te ontwaren is: een heilige martelares en St.-Corne­lius. De 3 hosties van het wonder van Ter Hegge in 1412 werden mogelijk ook hier bewaard. Van het Sacramentsaltaar zelf is niets geweten, noch van het middeleeuwse, noch van het eventueel maniëristische van na 1584.

2. Het St.-Waldetrudiskoor (vóór 1633 – 1803)

Niettegenstaande het hoofdaltaar (volgens het visitatieverslag van 1633) aan St.-Waldetrudis is toegewijd moet de patroonheilige van de kerk, de parochie en de stad zeker in de Contrareformatie over een eigen altaar kunnen beschikken dat gemakkelijk toegankelijk is voor de gelovigen. Op dat altaar prijkt aanvankelijk De aanbidding der Wijzen, door het atelier van Frans II Francken (vóór 1629; nu in de St.-Antoniuskapel). Aan de Waldetrudisdevotie wordt een sterke impuls gegeven doordat een onverklaarbare terugtrekking van de Staatse troepen in 1635 op rekening wordt gezet van de stads-patrones. Nadat men bij het 50-jarig jubileum hiervan, in 1685, een reliek van Waldetrudis uit Bergen krijgt, wordt zij met nog meer triomf gevierd. Van dat jaar ongeveer dateren de beide houten reliek-schrijnen, vervaardigd door Jacobus Spoeden. Om de reliek in processie rond te dragen is er het draagbare, houten reliekschrijn, bekroond door haar buste. Om de reliek te bewaren is er in de muur, links van het altaar, een houten relikwiekast: niet enkel voor St.-Waldetrudis, maar ook voor andere heiligen die toen te Herentals een bijzondere verering genoten. Merkwaardig is dat er geen afbeelding van Waldetrudis op staat: enkel haar naam, bovenaan, samen met die van St.-Markoen, St.-Rochus en onderaan van St.-Barbara, telkens op een cartouche. Wél afgebeeld op het deurtje is Maria’s buste in laagreliëf.

Boven de reliekkast staat het polychrome beeld van St.-Markoen, alias Marculfus van Reims (ca. 490- 558), als stichter en 1ste abt van de abdij van Nanteuil, in benedictijns habijt en koormantel en met abtskruis en -staf. Hij werd aangeroepen tegen klierkoorts.

3. Het altaar van St.-Jan de Doper (1803 – 1887-‘99)

Het houten portiekaltaar met het bijbehorende schilderij wordt in 1803 naar hier overgebracht vanuit de St.-Janskapel ter Lazarijen op de Molekens. Ofschoon de laatste melding van een melaatse van 1678 dateert, en het lazaret aan functieverlies geleden had, bleef de kapel als bedevaartsoord populair, maar werd ze onder het Revolutionair Frans Bewind voorgoed gesloten.

Het St.-Jansaltaar, dat dateert van 10 jaar na de plundering en de brand van de kapel in 1660, is een van de typische altaren van Jaco­bus Verbuecken. In de nis van de bekroning staat het wit geschilderd houten beeld van St.-Jan de Doper met kruisstaf [een dwarsarm afgebroken, en mogelijk ook de tekstbanderol] (misschien het werk van de Antwerpse beeldhouwer Peter I Verbruggen). Opvallend zijn de kapitelen waar de vleugels van de adelaars a.h.w. overgaan in de voluten. De engel links van het schilderij draagt een hartje in de hand, de engel rechts heeft een arm en dus ook zijn symbool verloren. Het altaarschilderij De prediking van St.-Jan de Doper door Jan Van Rintel (1671-‘72), vervangt een oudere variant van de hand van Jan Cossiers (1651).

Johannes, die in de woestijn verblijft, predikt in de streek rond de Jordaan (Lc. 3:1-17). Vanop een hoogte onder een boom spreekt hij de menigte toe (v.7). Met opgestoken rechterwijsvinger hemelwaarts zet hij zijn woorden kracht bij over de “dreigende toorn” (v.7). Het valt op hoe de Doper compositorisch haast één is met de boom achter zich; een mogelijke zinspeling op het citaat dat betrekking heeft op zijn eigen predicatie: “Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen” (v.9).

Op de vragen wat te doen om niet (eeuwig) “in het vuur geworpen te worden” en “goede vruchten voort te brengen” (v.9), luidt zijn antwoord:

  • voor de rijken (in kostbare kledij): je overvloed broederlijk “delen met wie niets heeft” (v.10-11),
  • voor de tollenaars (bij gebrek aan uniform onherkenbaar): professioneel correct zijn, niet bedriegen (v.12-13),

voor de (Romeinse, in casu eigentijdse) soldaten: niet afpersen (v.14).

4. Het altaar van het Heilig Hart (1887-’99 – 1978)

Onder invloed van de H. Hartdevotie die in de 19de eeuw steeds populairder wordt, haalt men het schilderij van Johannes de Doper uit het barokke portiekaltaar en vervangt het door een groot gepolychromeerd H.-Hartbeeld. Deze devotie sloot aldus heel goed aan bij de oorspronkelijke symbolische betekenis van de zuidzijde en bij de verering van het Heilig Sacrament alhier.

Het enige glasraam van de zuiddwarsbeuk staat in het teken van deze devotie: Christus verschijnt aan de heilige Margaretha Maria Alacoque, kloosterzuster te Paray-le-Monial († 1696) (Stalins en Janssens, 1883). Christus verschijnt in een mandorla op wolken en toont haar zijn hart door er met de linkerhand naar te wijzen. Met de rechter- wijst Hij hemelwaarts. Geknield voor Hem zit Maria Alacoque in het zwarte habijt van haar orde van de Visitatie met blauwe sluier en de rozenkrans aan het middel. Met open handen opgeheven, kijkt ze in extase naar Jezus op.

Dit tafereel wordt geflankeerd door de patroonheiligen van de opdrachtgevers: burgemeester Joannus Josephus de Limpens (1791-1877) en zijn echtgenote Maria Rosa Hufkens (1790-1861). Iconografisch rechts staat St.-Jozef met het Jezuskind, iconografisch links de eerste Zuid-Amerikaanse heilige, Rosa van Lima. Hoewel zelf geen slotzuster, is deze dominicaanse derde-ordelinge – ter herkenning – wél gekleed in het witte dominicanessenhabijt met de bijhorende zwarte mantel. Om de pijnlijke spijkerband rond haar hoofd te verstoppen, draagt zij er een krans van rozen boven. Het anker zou haar attribuut zijn omdat zij de patrones is van de haven van Lima.

5. Het altaar van St.-Jan de Doper (sinds 1978)

Na het Tweede Vaticaanse Concilie taant de eens zo triomfantelijke Heilig-Hartdevotie. Bij de gehele restauratie van het kerkinterieur wordt het voormalige St.-Jansaltaar dan ook als zodanig hersteld zodat het schilderij van St.-Jan de Doper er weer prijkt.