De Kempen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

[wpml_language_selector_widget ]

Herentals - Sint-Waldetrudiskerk

Broederschappen,
ambachten en gilden
in kooromgang Zuid

De devotie tot Sint Job

In de St.-Waldetrudiskerk zijn 2 kunstwerken die Job voorstellen, hoogst waarschijnlijk afkomstig van de voormalige ‘St.-Jobskapel’ op de Wochterberg (St.-Jobsstraat), officieel een ‘Onze-Lieve-Vrouw-kapel’, die in 1797 gesloten werd. De beklagenswaardige man die gezondheid, have en goed en verliest, is de hoofdpersoon van het gelijknamige oudtestamentische boek Job. Omwille van zijn zweren is hij de patroon geworden van pestlijders en tegen besmettelijke ziekten. Omdat ‘de arme man Job’ om zijn onwrikbaar godsvertrouwen op de koop toe door zijn vrouw in aanwezigheid van zijn vrienden wordt bespot, is hij ook de patroon voor echtgenoten van humeurige huisvrouwen. Job klaagt over zijn lijden en daagt God uit om een aanvaardbare reden hiervoor aan te geven waaruit zou blijken dat dit lijden zijn eigen schuld is. Daarop wijst een onbekende hem op de louterende en opvoedende waarde van het lijden. Omdat God ‘de zijnen niet in de steek laat’, beloont Hij zijn trouwe dienaar uiteindelijk met nog groter geluk. De onschuldig lijdende Job, die geldt als een voorafbeelding van Christus, is ook een van de weinige figuren uit het Oude Testament die als heilige werden vereerd: ‘Sint-Job’ en vandaar ook St.-Job-in-‘t-Goor.

Een gepolychromeerde houten beeld van Job op zijn mesthoop, werk van Nicolaas Vander Veken (mogelijk 1668-‘70, onderaan gemerkt met de initialen “NVV” en een Mechels schildje), staat in de zuidkoorgang boven het koordeurtje.

Job is doorgaans van kop tot teen met zweren overdekt: “Satan sloeg Job met kwaadaardige zweren, van zijn voetzool af tot zijn hoofdschedel toe” (2:7). De potscherf waarmee hij die afkrabt (2:8a), houdt hij in de linkerhand; het bloed op zijn benen komt dan ook voort van dat openkrabben. Nadat hij met zovele ‘jobs­tijdingen’ is geconfronteerd, zit de arme man, kaalgeschoren (1:20), op zijn mesthoop, wat een interpretatie blijkt van de letterlijke tekst “gezeten in stof en as” (2:8b). Naar joods gebruik strooide Job in zijn ellende as en stof op zijn hoofd en zette zich in as en stof neer. Doch omdat ‘as’ begrijpelijkerwijze, maar te snel vertaald werd als ‘mest’, zit hij in de christelijke beeldvorming weliswaar hoger en comfortabeler, maar dan wel meer door reuk omgeven… Mest is echter een uitgelezen voedingsbodem voor nieuw leven en aldus groeien er enkele groene plantjes, rechts, uit de hoop. Dat Job enkel nog een lendendoek draagt, alludeert op zijn kleren die hij gescheurd heeft (1:20), maar meer nog op zijn daarop volgend gevleugeld woord: “naakt kom ik uit de schoot van moeder aarde; naakt keer ik daar terug. De Heer geeft, de Heer neemt. Gezegend zij de naam van God” (1:21).

In het noordwestelijke zijportaaltje hangt een schilderij, mogelijk van Jan Van Rintel: Job bespot door zijn vrouw in aanwezigheid van zijn vrienden, (einde 17de eeuw). Job, in al zijn ellende, zit op de mesthoop, de handen gevouwen en kijkt smekend uit naar heil uit de hemel. Hij is enkel nog gekleed met een lendendoek. Zijn vrouw vaart hevig tegen hem uit en daagt hem uit met de rechterhand. Jobs vriend, links onderaan, kijkt de toeschouwer aan.

De aanbidding der Wijzen, schilderij, Jan Erasmus Quellinus (gesigneerd onderaan), (1634-1715)

De opstelling van dit schilderij doet sterk denken aan die van het gelijknamige altaarstuk van P.P. Rubens voor de Antwerpse St.-Michielsabdij. Het ‘stalletje van Betlehem’ bestaat ook hier uit een combinatie van een indrukwekkende antieke zuilruïne met een houten luifel die de eenvoud van dat Bijbelse ‘stalletje’ moet oproepen.

Bovenop enkele treden ‘troont’ Maria die haar Kind met gepaste fierheid aan de bezoekers toont. Zij is gekleed in traditioneel rood, lichtblauw en wit (hier geen wit hoofddoek, maar een wijde rok). Achter haar, in de linkerbenedenhoek, ligt de os gevleid hooi te kauwen bij een volle rieten mand, de ezel achter hem. Vanop Maria’s schoot geeft Jezus zijn zegen aan de eerste koning. Achter Maria leunt Jozef, in het rood en in het bruin, tegen de zuilenwand.

De eerste (en meest) wijze die bij het Kind aankomt, is aan zijn kaalhoofdigheid en lange baard te identificeren als de oudste. Hij knielt neer terwijl zijn kostbare mantel door 2 pages opgehouden wordt. Hij zwaait eerbiedig met een zilveren wierookvat: een herkenbare verwijzing naar het katholieke liturgische ritueel.

De tweede koning van middelbare leeftijd, met lange baard, volle haardracht en gouden kroon, heeft een soort ciborie ten geschenke bij, terwijl de negerkoning met een geldkoffer als jongste pas op de 3de plaats staat.

De page van de 2de koning leunt over de grote barokke balustrade. De kleurrijke papegaai naast hem in de veel voorkomende combinatie van een geel lijf, blauwe vleugels en een witte kop, moet het exotische karakter van de bezoekers uit het Oosten onderstrepen.

In de rechterbovenhoek slaan de 3 rijdieren van de koningen het tafereel gade. Op een van de dromedarissen zit een bereider, terwijl een gesluierde knecht een van de dieren bij de teugels leidt. Op de luifel zit nog een witte vogel [maar de kop wordt door de lijst bedekt]. De ster “die bleef stille staan” straalt haar leidend licht geheel bovenaan in de richting van het Kind.